OTTO

OTTO maakt muziek die minimalistisch is in vocabulaire, maar intens in energie. De drie muzikanten bespelen hetzelfde instrument: de tapan, een Balkanslagwerk met slechts twee klanken van vellen. Daarnaast gebruiken ze ook metalen percussie-instrumenten zoals gong en bronzen plaat. De kracht van OTTO ligt in het ontwikkelen van muzikale ideeën met een zeer beperkt klankpalet. De muzikale structuur ontstaat vooral door de plaatsing in de tijd en de vervlechting van de drie instrumenten.

Het optreden bestaat uit twee delen die in elkaar overlopen, met zowel vaste secties als volledig geïmproviseerde passages. Het begint met een lange opbouw op een traditionele Bulgaarse zevenmaat, waarin door subtiele verschuivingen tussen de drie tapans steeds complexere polyritmes ontstaan.
De repetitieve cycli zorgen voor variaties in klankkleur, ritme en dynamiek die, afhankelijk van de ruimte, telkens anders kunnen uitpakken.

Deze lange opbouw mondt uit in een explosieve terugkeer naar unisono, die de opgebouwde spanning kortstondig doorbreekt. Vervolgens introduceert de gong — krachtig, rond en krakend — een nieuwe kleur, wat leidt tot een lange improvisatie waarin twee tapans en gong mechanisch, schokkend en bij vlagen rauw samensmelten.